dinsdag 1 december 2009

De geesten van de gele bladeren

Ik ben geïnteresseerd in Thailand en omdat ik ook graag lees probeer ik natuurlijk boeken te vinden over mijn favoriete onderwerp. Omdat ik me jammer genoeg uit onkunde beperk tot de Nederlandse taal ben ik snel uitgelezen. Mijn favoriete schrijver over Thailand is Hans Werner, zijn boek de kleine groene Boeddha geeft mijns inziens het Thaise leven het beste weer.


Een tijdje geleden heb ik echter een parel van een boek gevonden m.b.t. het onderwerp Thailand: De geesten van de gele bladeren van Hugo Adolf Bernatzik. Ik heb dit boek met buitengewoon veel plezier gelezen. De oorspronkelijke uitgave is verschenen onder de titel “Die Geister der gelben Blätter”. En in 1938 is de Nederlandse vertaling verschenen. Het is alleen nog in de tweedehandsboekenwinkel te vinden. Mijn exemplaar heb ik op marktplaats gevonden. Natuurlijk helemaal vergeelt maar nog in goede staat, natuurlijk ouderwets degelijk gebonden. Het boek bevat ook een aantal mooie, oude foto’s. Omdat het een oud boek is, is het Nederlands ook wat van de oude soort, maar ik vond het toch goed te lezen.

Bernatzik was een etnoloog en het moge duidelijk zijn dat dit beroep wat hij voor en in de 2e wereldoorlog heeft uitgeoefend na de oorlog tot discussie heeft geleid. Er is een Nederlandstalig proefschrift verschenen waarin wat mij betreft zijn onschuld is bewezen. Verder krijg ik de indruk uit het boek, waarin ook persoonlijke “momenten” worden beschreven, dat we hier te doen hebben met een geëmancipeerd mens met een brede visie. Die zich niet de kortzichtige houding en beperkte blik toeeigent van de “Übermensch”.

Bernatzik heeft samen met zijn vrouw in 1937/ 1938 een expeditie ondernomen naar het Zuid-Oost Azië. Het doel was de oorspronkelijke bevolking te leren kennen, primitieve jagers/ verzamelaars te zoeken en te bestuderen en de roofbouw bedrijvende bergstammen te bestuderen. In het boek beschrijft hij deze expeditie. In eerste instantie bezoekt hij Zuid-Birma m.n. de Mergoei-Archipel, hij zoekt de zeenomaden en de Moken. In dit eerste deel is zijn expeditie niet geheel succesvol en hij vind niet exact wat hij dacht te vinden.

Het tweede deel vind ik persoonlijk het mooiste. Hij beschrijft mooi zijn zoektocht naar de Phi Tong Loeang, duidelijk is dat dit de “slagroom” van zijn expeditie is en het valt niet mee deze moeilijk bereikbare stam te vinden. Zijn zoektocht verloopt natuurlijk niet vlotjes zoals we ons allemaal wel kunnen voorstellen in het ongeorganiseerde Thailand. Natuurlijk wordt hij “geholpen” door allerlei onduidelijke figuren die hen voor een spotprijs de goede weg wijzen. Het is mooi om te lezen enerzijds omdat we hierin de commerciële aard van de (Chinese) Thai hierin herkennen, anderzijds is het Thailand uit die tijd nog heel wat “ongebaander” dan wat wij nu kennen. Als hij eindelijk de stam van de Gele Bladeren vindt, beschrijft hij zijn antroposofisch onderzoek naar deze primitieve mens, wat natuurlijk een bijzonder inzicht geeft in onze mens uit het stenen tijdperk.

Wat mij het meest aanspreekt in het boek:
Bernatzik is voor zijn tijd een geëmancipeerd mens, hij ziet zijn vrouw als zijn gelijke, roemt haar bijdrage aan de expeditie en het boek en ziet haar inzichten als een aanvulling op de zijne.
In het boek beschrijft hij de destructieve invloed van missionarissen. Dat ik ook, gezien zijn tijd bijzonder vind en bijzonder kan beamen.
Verder is alles tussen de regels door erg mooi geschreven omdat al de eigenaardigheden van de Thai en de daarmee samenhangende ongemakkelijkheden die wij zelf ook in Thailand kunnen ondervinden zeer herkenbaar zijn. Natuurlijk is het boek doorspekt met anekdotes van animistische rituelen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.